OGO

Ontwikkelingsgericht onderwijs (OGO) legt de nadruk op de ontwikkeling van de persoonlijke identiteit van kinderen. Zingeving en de brede persoonsontwikkeling zijn belangrijke uitgangspunten. Het is erg leerlinggericht en een gulden middenweg tussen methodegerichte didaktiek en leerlinggerichte didaktiek. Bij ontwikkelingsgericht onderwijs is het van belang dat leerlingen uitstijgen boven hun huidige niveau, naar de zone van naaste ontwikkeling. De brede persoonsontwikkeling van leerlingen staat centraal. Door betekenisvolle activiteiten en betekenisvolle leerstof aan te bieden, wordt een belangrijke bijdrage aan deze ontwikkeling geleverd. Leerlingen leren begrijpen waarom ze iets leren, zij moeten het geleerde immers ook toe kunnen passen in en buiten school. Door middel van goed observeren ziet de leerkracht wat de leerlingen zelf willen en al (bijna) kunnen. Daar stemt de leerkracht het onderwijsaanbod op af. Vervolgens reflecteert de leerkracht of het zo goed is. Op basis van de reflectie past de leerkracht het aanbod van activiteiten weer aan. 

Vijf kernactiviteiten 
Ontwikkelingsgericht onderwijs maakt onderscheid tussen onderstaande vijf kernactiviteiten, die de basis leggen voor verdere leerprocessen:

- Spelactiviteiten 
- Constructieve en beeldende activiteiten 
- Gespreksactiviteiten 
- Lees- en schrijfactiviteiten
- Reken- en wiskundige activiteiten 

Werken met thema’s 
Ontwikkelingsgericht onderwijs werkt vanuit thematisch onderwijs, waarbij wij altijd een thema hebben en deze circa zes tot acht weken duren. Binnen het thema is het fijn dat je veel verschillende kanten op kunt met een thema. Allereerst is het van groot belang dat het thema aansluit bij de belevingswereld van de leerlingen en dat zij het zo interessant vinden, dat ze er meer over willen weten en leren. Leerkrachten bedenken in de startfase welk thema interessant is vanuit bijvoorbeeld de actualiteit. De leerkracht bedenkt startactiviteiten waardoor de leerlingen nieuwsgierig en betrokken raken. Bij het thematiseren verbindt de leerkracht zijn bedoelingen met de betekenissen van de leerlingen. Daarna worden er samen met de leerlingen groepsdoelen en individuele doelen besproken en bepaald. De leerkracht zorgt daarnaast dat alle leerlijnen, kern- en eindoelen voldoende worden aangeboden, ingeoefend en geautomatiseerd. Thematiseren vraagt van de leerkrachten om goede voorbereiding, oefening, observatie en reflectie, in elke fase van het thema.   

De vijf fases van Ontwikkelingsgericht Onderwijs 
Fase 0 is de brainstormfase waar bedacht wordt welke bedoelingen, betekenissen van leerlingen en kerndoelen centraal staan. Vanuit verschillende perspectieven zoals bijvoorbeeld actualiteit, historisch besef en economie welk thema interessant is voor de groep.  

Fase 1 is de startfase. Hier zet de leerkracht inspirerende startactiviteiten in en bedenken de leerlingen al allerlei vragen waarop zij antwoord willen. Dan wordt ook toegewerkt naar het bedenken van het sociaal cultureel eindproduct. Belangrijk hierin is dat het eindproduct ook een maatschappelijk doel heeft, echt betekenis heeft voor de leerlingen. Er wordt een begin gemaakt met de antwoorden op vragen als; Wat willen we worden? Wat willen we bereiken? Hoe willen we laten zien wat we geleerd hebben?  

Voorbeelden van startactiviteiten zijn;
- het brengen van een bezoekje aan bijvoorbeeld een markt of een bedrijf 
- een expert in de klas halen die vertelt over zijn beroep en expertise 
- voorwerpen ontdekken en bespreken  

Voorbeelden van verschillende eindproducten zijn;
- een winkeltje maken en iets verkopen 
- het nieuwe schoolplein ontwerpen / regels bedenken voor op het schoolplein 
- een restaurant openen 
- een krant of een boek maken 
- een tentoonstelling maken of een presentatie geven in de klas 
- een voorstelling houden voor ouders of medeleerlingen   

Fase 2 is de onderzoeksfase. De leerlingen gaan aan de slag en doen op drie manieren onderzoek. Bronnenonderzoek (boeken en internet), praktijkonderzoek (uitstapjes in de echte wereld en interviews met experts) en experimenteel onderzoek (proefjes, uitproberen, spel en vormgeven).  

Fase 3 is de meer afrondende fase, waarin alle onderzoeken samen komen. De leerlingen bekijken met de leerkracht of zij voldoende weten en het eindproduct kan worden afgerond.  

Fase 4 is de evaluatieweek. De leerlingen evalueren met de leerkracht in refelectiegesprekken of zij de doelen die zij gesteld hebben aan het begin van het thema, gehaald hebben. Zij bespreken aan de hand hiervan wat eventueel is blijven liggen en meegenomen kan/moet worden naar het volgende thema. De leerlingen verzamelen werkjes die zij graag in hun portfolio willen bewaren. In deze week zijn ook de presentaties voor ouders en mede-leerlingen.  

De rol van de leerkracht 
Bij OGO-onderwijs is de leerkracht meer dan een aanmoediger, die buiten spel blijft staan. Hij/zij is ook deelnemer aan de activiteiten. De grondgedachte hierachter is dat ontwikkeling berust op begeleide deelname aan betekenisvolle activiteiten. De leerkracht heeft een stuwende rol en is steeds op zoek naar kansen om de activiteit te verdiepen en/of te verbreden. Oog voor de inhoud en uitvoering van de activiteit is onmisbaar.    Op de Vlinder bieden wij een uitdagende leeromgeving aan. De leerkracht ontwerpt de thema’s en de kernactiviteiten en heeft een coachende, begeleidende en stimulerende rol in het onderzoek. Goed luisteren en inspelen op de behoeften van de leerlingen en daarbij de leerdoelen steeds in beeld hebben. Kennisoverdracht door de leerkracht vindt plaats door het geven van minilessen en themateksten met veel informatie. De leerkracht verwerkt in de activiteit vaak een probleem, zodat leerlingen uitgedaagd worden om een oplossing te zoeken. We evalueren samen met de leerlingen het gemaakte werk, waarbij leerlingen zelf verantwoordelijk zijn voor hun leerproces. 

Leerlingvolgsysteem HOREB
De leerkrachten werken met het digitaal leerlingvolgsysteem HOREB. Dit programma is speciaal ontwikkeld voor het Ontwikkelingsgericht Onderwijs. Het thema wordt digitaal in het Activiteitenboek voorbereid en de lessen (groepjes en individueel) worden gepland in het digitale Logboek. Daarna worden de observaties per kind opgeslagen in het Kinderdagboek. In HOREB is ook een Portfolio opgenomen. In de toekomst gaat dit digitale Portfolio de papieren versie vervangen.